Fundering gelegd en zaadjes geplant
Ik kom uit een geslacht dat al meer dan anderhalve eeuw Den Bosch onveilig maakt. Op zich niks bijzonders, want mensen bleven zeker vroeger vooral daar wonen waar ze waren geboren en getogen. Mijn maternale Bossche grootouders waren echter avonturiers en waagden zich ver buiten Den Bosch.
Zij hadden de gewoonte om de zomermaanden in een caravannetje op een camping aan de kust van Walcheren door te brengen. En het allermooiste was dat de hele rij caravannetjes achter die van mijn grootouders van één en dezelfde familie was! Juist ja, een soort van zigeunerfamilie. Volgens mijn moeder ‘vréééselijk’, volgens ondergetekende toen al het summum van levensvreugde met zon, zee en familie.
Vanaf de brugklas in 1975 tot eindexamen gymnasium in 1981 heb ik mijn puberteit-tijd doorlopen op ’t ons dierbare Sint-Janslyceum. Voor degenen bij wie er een belletje gaat rinkelen, maar die zich geen beeld meer kunnen vormen van mij, is het wellicht handig om mijn haast symbiotische vriend Joris van Olphen erbij voor te stellen. Waar ik was, daar was hij, al sinds wij 6 jaar oud waren. Om een idee te geven van de tijdgeest, dit was toen Sting nog bij de Police zat, Lionel Richie bij de Commoderes en Michael Jackson nog een band vormde met zijn broers. Dit was ook de tijd van ‘Night Fever’, ‘Paradise by the Dashboard Light’, ‘Grease’ en ‘YMCA’. Lang voor en lang na deze periode was en bleef ik verbonden met onze school, vanwege het simpele feit dat mijn vader van 1962 tot halverwege de jaren ’80 hier zijn brood heeft verdiend als leraar Engels. Geboren en overleden in hetzelfde jaar als QEII (1926-2022) is hij recent officieel erkend als anglofiel van de hoogste orde. Door zijn familie althans. Of in elk geval door mij. Ik was de jongste uit een gezin van vier kinderen. Mijn broers en zus hadden alledrie vóór mijn start in de brugklas het Sint-Jans al afgerond met een gymnasiumdiploma en waren alledrie geneeskunde gaan studeren. Ik durf te beweren dat hier bij ons thuis nooit met één woord over is gerept, maar de hamvraag was natuurlijk of recalcitrante Roland dit pad ook zou gaan volgen. Maar laten we vooraan beginnen, of zoals de titel van ons eerste Engelse leerboek luidde, ‘Things First’ In de brugklas (noodgebouw, 1A) heb ik van mijn eigen vader uit dit boek mijn eerste woordjes Engels mogen leren. In de allereerste les leerden we het Engels voor ‘ik’. In het daaropvolgende dictee, tweede les, schreef ik dit 4x met een kleine letter ‘i’ Heel bescheiden. Verder foutloos. Als stoere 11-jarige gaf ik er niks om dat ik geen 10 had. Een 9 is ook mooi…. Helaas, 4 (vier!) punten aftrek. Gelijkevenredig zakte de stoerheid meteen een paar niveautjes lager tot below par. Dat niet alleen. Dat hakt er zozeer in dat je dat bijna 50 jaar later nog voelt. Maar ik heb het hem inmiddels vergeven. Alleen al vanwege zijn eerder genoemde haast koninklijke onderscheiding. Nee, met mijn pa voor de klas was echt een geweldige tijd voor mij, met heel veel humor. We werden ook wel als duo gezien: hij was van de grappen, ik van het lachen.
Mijn middelbare schooltijd was vlak na de kortstondige tijd dat FC Den Bosch enig aanzien genoot en mijn vader Frans deinde een beetje mee op de golven van het succes, met zijn krachtige initialen FC Assmann. Zijn broer Wim, leraar aardrijkskunde ook op het Sint-Jans, riep duidelijk andere associaties op met zijn niet minder tot de verbeelding sprekende initialen WC Assmann. Ik denk dat FC en WC in hebben gezien dat naamgeving onbedoeld een grote ongelijkheid kan creëren. Waarschijnlijk dat ze daarom hun zoons, die allebei in oktober 1962 geboren zijn, voor het gemak Ronald en Roland hebben genoemd. Pas toen wij allebei op het Sint-Jans kwamen werd duidelijk hoe onze namen tot persoonsverwisselingen zouden leiden. Als ik later via-via hoorde van een zoveelste meisje dat ze ooit iets met mij gehad zou hebben dan wist ik ’t wel: dat zal die Don Juan van een neef van mij vast weer zijn geweest. Hij wèl!
Terug naar zijn vader. WC had ik in de 3e klas en hij had een heel progressieve vorm van onderwijs die mij zeer aansprak. We werkten in groepjes van vier en konden doen wat we wilden, zolang we anderen niet lastig vielen en op tijd onze overhoringen van elk hoofdstuk afrondden. Eigenlijk een soort van Montessori-onderwijs dat mij zo goed beviel, dat ik dat later ook mijn eigen kinderen heb voorgeschoteld. Oom Wim heeft mij in de klas ooit de onschuldige vraag gesteld: ‘Waar op de wereld zou je het liefst willen wonen? En waarom daar?’ Mijn antwoord was ‘Hawaï. Mooi weer, aan zee, omdat je dan het gevoel hebt altijd op vakantie te zijn’. Een zaadje was geplant, om daar te gaan leven waar je op vakantie zou willen gaan. In die tijd vroeg ik me vaker af of mijn toekomstige vrouw en ik elkaar al kenden, of ze Hawaï wel zou zien zitten en of zij mijn avontuurlijke drang om de wereld te verkennen zou gaan inperken. De tijd zou ’t leren.
Ik herinner me de pauzes nog, iedereen buiten, iedereen in een blauwe spijkerbroek en velen in een spijkerjack. Soms lag er ijs op de sloot en op de Zuiderplas. Dan was het stoer om om de beurt op dezelfde plek op het steeds zwakkere ijs te springen tot iemand er doorzakte. Nu ik eraan terugdenk, voel ik de ijskoude klompen vanaf mijn knieën tijdens de aansluitende muziekles in de brugklas bij de heer Van Broekhoven in de koude kapel weer. Over de heer Van Broekhoven gesproken, die beste man heeft mij ooit verboden om ooit nog hardop te zingen. Zijn oren en mijn baard in de keel bleken geen goeie match te zijn. Jaren later heb ik nog wel mijn gram gehaald en heb ik als bas/bariton meegedaan aan het TROS tv-programma ‘Una Voce Particolare’. Dat had meneer Van Broekhoven nooit kunnen bevroeden. Ik ook niet.
Ik herinner me ook de eerste klassenfuif. Dat was een hip woord voor een feest. Maar niet zomaar een feest. Dan gingen we ‘slowen’. Een woord waar ik daarvoor nog nooit van gehoord had en daarna ..... eh, evenmin. Maar het was wel spannend en wat de hartslag betreft vooral niet slow.
Ik herinner me de eerste klas nog dat we wel vaker met een groep jongens en meisjes op een zaterdag naar de Vughtse Lunetten fietsten, waar we o.a. vlagverovertje speelden. Volstrekt onschuldig. Daar dacht de schoolleiding schijnbaar anders over, want feit was wel dat alle jongens en meisjes na de grote vakantie gescheiden waren in 2 verschillende klassen. Of mijn vader hier een sturende rol in heeft gehad kan ik slechts bevroeden.
Over hartslag gesproken: bestaat ‘de cross’ nog? Net over het witte bruggetje? Een driehoekig parcours van ruim 1800 m, dat anders dan de naam doet vermoeden een verharde weg was en niet cross country liep. Je vraagt je af wie die naam ooit bedacht heeft en hoe het mogelijk is dat generaties van Bossche intelligentia deze fout hebben overgenomen. Behalve dan het meestal modderige parkeerterrein bij de tweede bocht, waar je alleen maar overheen liep als je wilde afsnijden. Juist, voor de valsspelers onder ons, die liepen mooi 50 m minder. Behalve als de planken over de sloot aan de andere kant van het parkeerterrein weer waren verwijderd, liepen ze 100 m meer.
Het was de allereerste keer dat ik deze cross liep, in 7:21 (inderdaad in mijn geheugen gegrift), toen bleek dat ik enig hardlooptalent had. Overigens niks bijzonders, ik was nummer drie van de klas, na twee voetballers (Guus van Schijndel en Hugo Dams). Maar voor míj was dat een absoluut vormend moment. De basis voor mijn verdere sportcarrière was gelegd: ik ging dagelijks trainen voor hardlopen, later gevolgd door wedstrijdzwemmen, paardrijden, schermen en schieten, ofwel Moderne Vijfkamp. Ik hou van variatie. Van Frans van Hoek, leraar LO, kreeg ik de ruimte om tijdens de gymles zoveel te gaan hardlopen als ik maar wou. Wie mee wou, mocht mee. Er zijn vele lessen geweest dat we met een aardige groep leerlingen onder mijn leiding intervaltrainingen zijn gaan doen rond de Zuiderplas. Jongens en meisjes. Ook zijn er heel veel vrijdagen na school geweest dat ik samen met mijn vader en de wiskundeleraren Jan Plasman en Henk van Laarhoven en nog wat leerlingen een rondje IJzeren Man heb getrokken. Mijn internationale sportcarrière, met zicht op een toernooi in Polen, werd eind 4e klas bruusk onderbroken door een blindedarmontsteking. Zoals ik in mijn verdere leven nog veel vaker zou ondervinden levert het spaak lopen van het ene plan vaak een opening naar nieuwe kansen. Want tegelijk bleek mijn appendectomie de maximale motivatie te leveren voor mijn latere professionele carrière. Doodzieke mensen in een klap beter maken door middel van een operatie van een half uurtje.... Wow!
Achteraf pas zie je hoezeer je middelbare school de basis voor je latere leven heeft gelegd. Pas dan leer je waarderen hoe goed de fundering van het Sint-Jans is geweest. Ik heb mijn vakken na, wi, sk, bio en zelfs la optimaal benut en ben (toch niet zo recalcitrant) in Nijmegen arts geworden. Zelfs mijn handenarbeid uit de brugklas is me van pas gekomen en mijn specialisatie is algemene chirurgie geworden (ik hou van adrenaline en van variatie), in Groningen en Enschede. Aanvullend heb ik nog twee jaar superspecialisatie longchirurgie gedaan in het GZG, waar ik weer heel veel dierbaren uit mijn Sint-Janstijd ben tegengekomen.
Mijn toekomstige vrouw, van wie ik me eind middelbare school afvroeg of ik haar al kende, bleek ik al sinds mijn 16e te kennen van het wedstrijdzwemmen bij de Dommelbaarzen in Vught. Op mijn 23e zijn Erica en ik getrouwd en we hebben in krap 6 jaar een golf van 5 kinderen over ons afgeroepen. Daar waren we inmiddels van hersteld toen we recent een tsunami van kleinkinderen over ons heen kregen, welgeteld 12 exemplaren in nog geen 5 jaar. Als ik zo om me heen kijk, denk ik vaak terug aan Don Vito Corleone uit de Godfather.
Het zaadje door oom Wim geplant is uitgegroeid en heeft ertoe geleid dat wij in 2007 met het hele gezin naar Brisbane, Australië, zijn geëmigreerd, naar zon, zee en altijd het gevoel op vakantie te zijn. Kwam dat Engels van de middelbare school niet alleen mooi van pas, ik heb zelfs geregeld de vraag gekregen waar ik zo engels Engels heb leren spreken. ‘Fluency in English’ was ons tweede leerboek op het Sint-Jans’, zei ik dan. Nee, natuurlijk zei ik dat niet, denk nou toch na! Ik heb ook een jaar in Duitsland gewerkt. Kwam zowaar dat Duits van de middelbare school niet alleen van pas, ik ben de taal nog gaan waarderen ook! Alsnog bedankt meneer De Geus!
Sinds 2014 wonen en werken wij in Abu Dhabi, waar zon, zee en vakantiegevoel niet minder aanwezig zijn. Voor degenen die denken dat je er op een gegeven moment wel genoeg van krijgt…. Haha!!! En als je je afvraagt of ik nog vriendschappen over heb gehouden van vroeger kan ik je geruststellen: Joris (huisarts in Vught, ja die!) zie ik nog bijna net zo vaak als mijn eigen kinderen.
Met dagelijks sporten ben ik sinds de brugklas niet gestopt. Zwemmen en trainen in de gym doe ik nog altijd met mijn zelfde trainingsmaatje van de Dommelbaarzen, inmiddels al ruim 40 jaar. In de tussentijd wel nog andere sporten gedaan, waaronder karate in studententijd en de laatste jaren vooral heel fanatiek hydrofoil kitesurfen. Hoe hoger, hoe mooier! Ik zei toch, ik hou van adrenaline.
Nog heel even en dan keren we voorgoed terug naar Nederland. Dan gaan we weer dichterbij de kinderen en kleinkinderen wonen en verruilen we ons appartement in Abu Dhabi voor een familiehuis aan de kust van Walcheren. Daar hopen we ons vakantiegevoel voort te zetten en in de voetsporen van mijn grootouders te treden met zon, zee en familie.
Roland Assmann, examenjaar 1981
@Nieuwsbrief 1, maart 2023