Naar het grote onbekende, die enorme school, waar je niemand kende
Onlangs werd ik benaderd, of ik een aantal herinneringen wilde delen over mijn tijd als leerling aan het Sint Janslyceum. Dit dwong mij bijna veertig jaar terug te gaan in de tijd. Hoewel dit dus toch alweer wat jaren geleden heeft plaatsgehad, toverde het wel meteen een glimlach op het gezicht. Ik denk namelijk met veel plezier terug aan een geweldig mooie tijd, die mij veel kansen heeft geboden en ongetwijfeld een belangrijke basis heeft gevormd voor de keuzes, die ik gemaakt heb in mijn verdere leven.
Ik voel de spanning terugkomen bij mijn gedachten aan de eerste schooldag. Vanuit de beschermde omgeving van de Katholieke lagere school van het Heilig Hart, alwaar we gevormd waren door de Zusters van de Choorstraat in de Bossche binnenstad. De binnenstad, waar iedereen elkaar kende en ik wel honderd ooms en tantes had, iedereen was immers “Ome” Jan en “Tante” Truus. Naar het grote onbekende, die enorme school, waar je niemand kende. Op de nieuwe fiets, bepakt met álle boeken naar de kleine fietsenstalling.
Je moest immers je plaats kennen als nieuwe brugpieper. Dit gold ook voor de kleine kantine. Wilde je niet levend opgegeten worden, moest je het immers al helemaal niet in je hoofd halen, om je te vertonen in de grote kantine!
Het schooljaar begon met een Heilige Mis, waarin werd voorgegaan door Pater Mak, destijds Moderator op school. Zittend in de aula had ik wel al snel door, dat dit een toch een andere wereld was, dan waar ik vandaan kwam. Uitgezonderd brugklassers en een enkeling uit hogere klassen, was er geen leerling te bekennen. Een gedeelte van het docentencorps onder leiding van Rector van Haperen acteerde echter, of het de normaalste gang van zaken was.
Ik kwam terecht in brugklas B1G onder leiding van de heer René Kok. Al snel maakte hij ons echter duidelijk, dat je gewoon René kon zeggen. Voor ons iets onwezenlijks en wij werden daarin van harte bevestigd door de docent Engels, Van Drongelen. Deze vond het onbestaanbaar, dat leerlingen hun docent bij de voornaam noemden. “Mikpunt” van zijn tirades hiertegen was Jeroen van handenarbeid. In ieder Engels opstel, dat we moesten schrijven, kwam deze wel voor en met name zijn achternaam. Wij wisten geen van allen, hoe we deze foutloos moesten schrijven en dat kwam ervan, “omdat we die docenten maar bij hun voornaam noemden”, aldus Van Drongelen.
In die tijd stond Rector Van Haperen aan de leiding en was in onze ogen de onbetwiste leider. Soms stond hij om half negen bovenaan de trap en iedereen, die te laat was, kon linea recta naar zijn kamer. Een groot donker hol, waar het naar rook stonk. Daar kreeg je dan een flinke reprimande, waardoor je het de volgende keer wel uit je hoofd liet. Regels zijn regels en er moet gewoon geluisterd worden, was zijn devies.
Na een paar jaar ging de Rector met pensioen en werd hij opgevolgd door mevrouw Ans Buys. Ik kan verklappen, dat dat voor ons als leerlingen een ware cultuurshock was. De Rector ging zelfs wel eens met leerlingen op vrijdagmiddag op het terras een biertje mee drinken. In de periode daarvoor, onbestaanbaar!
Dat de grote kantine onder leiding van Ad en Ine the place to be was, hadden we echter al snel door. Na een half jaar waagde ik het er een broodje te kopen in de grote pauze en toen was het ijs gebroken. Ik heb er zeven jaar mijn vaste stek gehad.
De sfeer op school was prettig en er werd in die tijd ook veel energie gestoken in maatschappelijke vorming en cultuur. Het artistiek festival was steevast snel uitverkocht en drukbezocht.
Rondom verkiezingen werd er bijna in elke les wel aandacht aan besteed en gingen de docenten met ons het gesprek aan. Geïnteresseerd was ik in die tijd reeds in maatschappij en politiek en ik nam dan ook graag deel. Over het algemeen waren de docenten in hun opvattingen progressiever dan de leerlingen en dat leidde niet zelden tot discussies, die in de pauze, of na het laatste uur gewoon doorliepen.
Mijn passie voor deze debatten, heeft er denk ik toe geleid, dat ik destijds gevraagd ben, om het Sint Janslyceum te vertegenwoordigen bij het Europees Jeugd Parlement. Eerst in Den Haag en later dat jaar in Griekenland. Na dat jaar vroeg de Haagse leiding, of ik ook zoiets mee wilde opzetten in Brabant. Ik schreef een plan met begroting en vroeg twee docenten mij te helpen. Met de dames docenten Van der Hell en Magnus vormden wij het eerste team en hadden alles voorbereid. Tijdens de bespreking van mijn plan mocht ik echter niet aanwezig zijn in de directie, om een en ander toe te lichten. Ik was immers slechts een leerling. Desondanks was men zeer enthousiast en heb ik de kans gekregen, om een en ander vanuit school te organiseren en op poten te zetten. De ervaring daardoor opgedaan, is zeker de basis geweest van mijn verdere keuze voor het openbaar bestuur.
Zoals ik reeds aan het begin aangaf, kijk ik met een glimlach op het gezicht terug op een fantastische tijd. Dank aan allen, die daar een bijdrage aan geleverd hebben!
Met hartelijke groet,
Roderick van de Mortel, examenjaar 1991
@Nieuwsbrief 4, december 2021