In mei 2020 staan we nog een keer groots stil bij de gebeurtenissen van 75 jaar geleden: de bevrijding van Nederland. Graag wil ik je in dit kader wijzen op de rol van “mijn grote held”.
Bijna alle verhalen over de Tweede Wereldoorlog bevatten dezelfde rode draad: Slachtoffers en daders: Goed of fout! In de meest recente literatuur komt daar een derde categorie bij: de rol van de omstander ofwel de toeschouwer.
Hoofdpersoon in mijn verhaal is onze toenmalige rector van de RK Lycea Johannes Bauwens. Hij was daar rector vanaf 1 januari 1924. Aan de hand van een aantal voorbeelden schets ik een beeld van zijn lastige positie en hoe hij daar, naar eigen eer en geweten, mee is omgegaan.
De Tweede Wereldoorlog was nog geen vijf maanden oud (we hebben het over oktober 1940) toen rector Bauwens een brief ontving van de heer W. uit Vught. Zijn zoon Jan, een brugklasser, kwam zaterdag jl. thuis met “de hier bijgaande papiertjes, die hem in de klas op zijn bank geworpen waren (…) De oorzaak van deze handelingen zijn vermoedelijk om reden, dat ik Nationaal-Socialist ben”. Vader W. verzocht de rector om hier aandacht aan te schenken, zodat dit zich niet meer zou herhalen. Deze originele briefjes bewaarde de rector in een envelop,die na 78 jaar in het Stadsarchief weer tevoorschijn kwamen. Ik citeer er een paar:
· Weg met die rot N.S.B.
· Leve de Koningin
· Verrekte landverraders
· Willemientje, kom terug!
De rector heeft de “daders” natuurlijk nooit kunnen achterhalen.
De zaak lijkt met een sisser af te lopen, maar niets is minder waar. Onderwijs en schoolleven zouden in de komende jaren nog meerdere keren ingrijpend ontregeld worden.
Tien maanden later, in augustus 1941, speelde deze zelfde rector een zeer speciale rol bij de invoering van apart Joods onderwijs. Vanaf dat moment mochten Joodse leerlingen in het hele land geen onderwijs meer volgen op de reguliere scholen. Zij kregen apart Joods onderwijs voorgespiegeld. De autoriteiten inventariseerden daartoe welke Joodse leerlingen op welke scholen onderwijs volgden. Op 11 september 1941 liet de rector (desgevraagd) weten dat er op het Sint-Janslyceum “geen Joodse leerlingen ingeschreven” waren. Een intrigerende brief, met wellicht verstrekkende gevolgen. Volgens andere gegevens zouden erop dat moment wel degelijk vier Joodse jongens (wellicht katholiek gedoopt of geboren uit een gemengd huwelijk), op school hebben gezeten. Vele rectoren/directeuren in het hele land haastten zich om de gevraagde gegevens aan de autoriteiten te verstrekken. Rector Bauwens niet: ik denk dat hij een vooruitziende blik bezat.Hij vermoedde wellicht wat er met zijn informatie gedaan zou worden.
De rector speelde in deze uitermate ingewikkelde jaren een bijzondere diplomatieke rol. Aan de buitenkant formeel en streng, maar waar mogelijk intelligent manoeuvrerend tussen grenzen. Zo produceerde hij in de periode 1940-1942 diverse mededelingen over de opstelling van leerlingen en personeel tegenover de Duitse overheid, de NSB of Duitse militairen. Die prikte hij op het publicatiebord in de docentenkamer. De punaisegaatjes zijn nog zichtbaar. Deze briefjes zijn ook uit het archief van de school tevoorschijn gekomen. Soms geschreven met rood en blauwe potloden en altijd met subtiele omlijningen van het geschrevene in de kleuren rood (wit papier) en blauw.
Ik ga ervan uit dat hij de instructies van hogerhand meerdere malen uitvoerig bestudeerd zal hebben, om de grenzen van het mogelijke op te zoeken. In één van die briefjes dreigt hij leerlingen, die zich aan overtredingen schuldig maken, streng te straffen en bij herhaling van school te sturen. In maart 1942 moest hij aan de bak, omdat hij diezelfde Jantje W. (inmiddels in de tweede klas) vanwege het herhaaldelijk dragen van verboden insignes geschorst had. Dat moest hij bezuren met een bezoek van ene Feenstra, hoofdleider Hitler-Jugend in Noord- Brabant en Limburg. Bauwens schrijft in een uitvoerig verslag aan zijn bestuur over dat bezoek, dat Feenstra hem dreigend had toegesnauwd “of ik wel aan de gevolgen had gedacht”? Het antwoord van de rector aan Feenstra was glashelder: “Ik zou die gevolgen aanvaarden, hoe onaangenaam die ook zouden kunnen zijn”!
In 1943 deden zich weer andere problemen voor. In een uiterst geheime brief (van 17 februari 1943) van de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken werd uiteengezet, dat jongens van 18 jaar en ouder zich ieder ogenblik gereed moesten houden voor eventuele uitzending naar Duitsland. Vele scholieren kwamen dit op de een of andere manier toch te weten en weigerden nog langer naar school te komen en zochten een onderduikplaats. De rector verzuchtte op 1 februari 1944 bijna wanhopig: “En dan nog de vele absenties van angstige jongens. Wat een tijd”! Daarbij kwam nog dat de dienstplichtige docenten gevaar liepen ook te worden opgepakt.
Johannes Bauwens had het ook binnen zijn eigen docentencorps knap lastig. Wat moest hij beginnen met de gerespecteerde docent J., die er openlijk voor uit kwam dat hij pro-Duits was en toestond, als vader, dat zijn beide zonen diverse keren in hun uniform van de Jeugdstorm de school bezochten. Een tweede, nog meer ingewikkelde kwestie speelde zich af rond moderator Hamers (geestelijk adviseur namens de bisschop). Hij zou in een godsdienstles in 1941 katholieke NSB-ers “zondaars” hebben genoemd. In die les zat wederom leerling Jantje W. uit Vught. Hij briefde dat door aan zijn vader (kringleider van de NSB) en de zaak liep hoog op. Er kwam een afgevaardigde uit Den Haag om moderator Hamersen een aantal leerlingen te ondervragen. Maar ondanks alle inspanningen van de rector en het OMO-bestuur ondertekende Seyss-Inquart op 26 mei 1941 hoogstpersoonlijk de ontslagbrief van de moderator. Hen restte niets anders dan zich er bij neer te leggen.
In het laatste oorlogsjaar 1944 (januari) moest rector Bauwens op verzoek van de toenmalige NSB- burgemeester van Den Bosch, Sloet, een lijst overdragen met namen en adressen “der mannelijke leerlingen, die Uwe onderwijsinrichting bezoeken en zich voorbereiden op het komende eindexamen en de Universiteit”. De rector bevond zich wederom in een spagaat: wat moest hij doen? Weigeren of de gevraagde lijst met namen overhandigen? Hij had vanzelfsprekend goed in de gaten waar deze lijst (allemaal 18-jarigen) voor gebruikt zou gaan worden. Hij gaf als antwoord op 11 februari 1944, dat er geen leerlingen waren, die hun studie aan een Universiteit zouden voortzetten. De heersende omstandigheden waren daar debet aan. Een geniaal antwoord? Ja, maar des te meer wordt duidelijk hoe hij hiermee geworsteld moet hebben. Een brief van één dag eerder is nooit op het bureau van burgemeester Sloet terecht gekomen, omdat de gemeente-referendaris dat heeft voorkomen, hij onderschepte deze briefen retourneerde die naar rector Bauwens. Die brief zou hem de kop gekost hebben. Werkelijk uniek is het bestaan van deze nooit aangekomen brief. Het schetst de persoon Bauwens ten voeten uit: “tot hiertoe is het mij gelukt de politiek buiten de school te houden. In het belang van het onderwijs hoop ik, dat mij dit tot aan het einde van de oorlog gelukken zal. Ik zal tot mijn spijt Uw schrijven dan ook niet kunnen beantwoorden, De gevoelens der ouders kennende, acht ik mij daar trouwens ook niet toe gerechtigd”! Hoeveel rectoren in Nederland hebben wel gehoor gegeven aan deze opdracht? Uit deze laatste wél verzonden, maar nooit aangekomen brief krijgen wij een prachtig beeld van een dappere man in oorlogstijd. Hij schreef een dag later dus de nieuwe brief met een geniaal antwoord: zoals gezegd er zouden geen jongens van het Sint-Jans naar de universiteit gaan!
Vlak na de oorlog, op 6 juli 1946 stopte Johannes Bauwens met zijn rectoraat, op 62-jarige leeftijd. Zijn loodzware taak had hem wellicht toch teveel energie gekost. Rector Pacilly zou de scepter overnemen. Bauwens bereikte desondanks de gezegende leeftijd van 86 jaar.
René Kok
@Nieuwsbrief 2, maart 2020