Dierbare herinneringen
Onlangs reageerde Harry Kemperman, oud-leerling, op de inhoud van onze laatste nieuwsbrief. Hij vermeldde daarbij dat hij dierbare herinneringen aan het Sint-Janslyceum koesterde. Hij bood spontaan aan om zijn herinneringen aan zijn middelbare schooltijd aan het digitale ‘papier’ toe te vertrouwen. Uiteraard namen wij zijn aanbod aan. Goed voorbeeld doet goed volgen. Wil jij ook een verhaal of herinnering met ons delen, laat het ons dan weten.
Als ik de nieuwsbrief van de Vrienden van het Sint-Janslyceum lees, ben ik me elke keer méér bewust van de onverbiddelijk toenemende afstand in tijd: mijn hele middelbare schooltijd viel in de eerste helft van het in 2019 gevierde honderdjarig bestaan.
In 1961 moest je nog toelatingsexamen doen voor het lyceum. De Citotoets kwam pas in 1970, na de invoering, in 1968, van de “Wet op het voortgezet onderwijs” die zulke grote veranderingen met zich meebracht dat hij als “Mammoetwet” de geschiedenis inging, met afschaffing van MULO, HBS en MMS (middelbare meisjesschool), en nieuwe schoolvormen als MAVO, HAVO en atheneum.
Voor de zekerheid deed ik ook toelatingsexamen voor de mulo, maar ik mocht naar het lyceum. Je kwam dan in de “onderbouw”, de eerste klas. We zaten nog in het oude gebouw aan de St. Josephstraat, meestal in ons eigen klaslokaal. Behalve voor tekenen en gymnastiek gingen we alleen naar een vaklokaal voor aardrijkskunde en biologie. Voor dat laatste moesten we buitenom via het bruggetje over de Binnendieze naar het amfitheatertje in het eeuwenoude gebouw aan de Hinthamerstraat. In mijn herinnering stond er “Natuurlijke historie” op de deur.
Indrukwekkender nog dan de gebouwen vond ik de discipline die er heerste. Vanzelfsprekend werd er in de gangen niet geroepen of gehold. Halverwege de ochtend was er een pauze van 15 of 20 minuten. We gingen dan naar de “cour”, waar we rechtsaf sloegen en dan (linksom!!, niet hollen!) rondjes liepen. Als de bel weer ging, bleef iedereen gewoon doorlopen om zijn rondje af te maken en, aangekomen bij de deur, in dezelfde volgorde en volmaakte rust de school weer binnen te gaan.
Er was een middagpauze van (ongeveer) twee uur, waarin de meeste leerlingen naar huis gingen. Alleen de jongens die elke ochtend op de fiets, bij hoge uitzondering en heel slecht weer met de bus, uit Schijndel, St. Michielsgestel, Vlijmen of Hedel kwamen, bleven over.
Als je na de eerste klas overging (“bevorderd werd”), moest er worden gekozen tussen HBS en Gymnasium. Dat was een heel belangrijke, voor zover ik weet, een onherroepelijke keus. En je was dan ook helemaal gymnasiast of hbs’er, er was altijd een zekere goedaardige rivaliteit tussen de beide groepen. Op het gymnasium zaten alleen jongens, op de HBS zaten sinds een paar jaar ook enkele meisjes, want het Marialyceum, dat toen al helemaal was verhuisd naar de nieuwbouw aan het Sweelinckplein, bood alleen gymnasium en MMS.
Na de kerstvakantie 1962/1963 verhuisde ook het Sint-Janslyceum naar Zuid. Dat bracht grote veranderingen met zich mee. We kregen een “continurooster”, beginnend om 8:30 uur, met een middagpauze van 12:00 tot 12:30 uur, en (als regel) vrij vanaf 14:10 uur. Als klas hadden we niet meer ons eigen lokaal, maar begaven we ons na elke les naar het lokaal van de volgende leraar, die bijna altijd óf alleen aan het Sint-Jans- óf aan het Marialyceum was verbonden. Alleen de lokalen voor natuurkunde, scheikunde, biologie, aardrijkskunde, geschiedenis en tekenen, en natuurlijk gymnastiek, werden door de beide scholen gebruikt. Het carré was dus verdeeld in een (oostelijk) gedeelte van het Sint-Janslyceum en een gedeelte van het Marialyceum aan de kant van de vaklokalenvleugel; op de verdiepingen stond in de gang een dwarse streep op de grond, en het was niet de bedoeling dat die werd overschreden! Op weg van wiskunde naar bijv. aardrijkskunde werd je dus verondersteld de veel langere route via de hal te nemen, dus weer een rondje om te lopen.
Rond 1964 kwam lang haar in de mode, hoewel toen al gauw “lang” heette wat nu normaal gevonden wordt. Mijn grijze haar is nu langer dan mijn donkerblonde haar was toen ik 55 jaar geleden van conrector Van Helmond te horen kreeg dat, als ik geen tijd had om naar de kapper te gaan, daarvoor door de school wel gezorgd kon worden. Met andere woorden: vertrek maar en kom niet terug voordat je haar geknipt is. Uit protest liet een van de leerlingen zich helemaal kaal scheren.
De middagpauze was het spannendste deel van de dag. Er was geen overblijflokaal of kantine, we liepen door de fietsenstalling naar buiten, sloegen daar rechtsaf en liepen rondjes over de voet-/fietspaden rondom de school. Ter hoogte van de aula posteerde zich elke dag om 12:00 uur een bakker, die vanuit zijn elektrische bestelwagen een bloeiende handel dreef. Vooral de puddingbroodjes waren populair.
De meisjes van “het Maria” kwamen uit hún fietsenstalling en sloegen linksaf, zodat er een prachtige illustratie van een tegenstroomprincipe ontstond. Er zullen daar heel wat verliefdheden zijn ontstaan, in veel gevallen altijd onuitgesproken gebleven. Want je bleef natuurlijk wel bij je eigen klasgenoten lopen, hopend dat die de steelse uitwisseling van blikken niet zouden opmerken. En dan maar hopen dat je dat meisje bij een andere gelegenheid, bijvoorbeeld bij de jaarlijkse gemengde schoolfuif voor vijfde- en zesdeklassers, tegenkwam. En later, bij de reünies, was je toch benieuwd of zij er zou zijn en of je haar zou herkennen. (In mijn geval: ja of nee, en zo ja: nee.)
Mijn eerste reünie was in 1969, bij het vijftigjarig bestaan. Ik had in 1967 eindexamen Gymnasium-B gedaan, dus de herinneringen waren nog heel vers. Ik kende nog alle aanwezige leraren en onder de leerlingen die enkele optredens verzorgden, waren zelfs nog een paar oud-klasgenoten. Door andere verplichtingen en verblijf in het buitenland heb ik daarna een aantal reünies overgeslagen, en blijkbaar was mijn adres in dat pre-digitale tijdperk ook uit de bestanden verdwenen, maar via “neefjes” (basketballers van zo’n 1,90 m) die inmiddels op het lyceum zaten, hoorde ik in 1989 weer over de op handen zijnde reünie en ik geloof dat ik sindsdien elke vijf jaar van de partij ben geweest. Geweldig leuk om oud-klasgenoten te ontmoeten; soms, na veertig jaar of vijftig jaar, te herkennen in de eerste seconde, soms pas na lezing van het naamplaatje en een langdurige bestudering van het gezicht, die in elke andere situatie als zeer ongepast zou worden beschouwd. En dan een gesprek voeren alsof je elkaar eergisteren nog hebt gezien, en doorpraten waar je toen gebleven was.
Maar ook leuk: in je eentje eens door het gebouw gaan en om je heen kijken. Gewoon een rondje lopen.
Harry Kemperman
@Nieuwsbrief 3, september 2021